Juridische procedures tegen Tata of Chemours leveren meer nadelen dan voordelen op
Dit artikel verscheen in de Volkskrant van 23 oktober 2023.
Grote bedrijven als Tata en Chemours zijn in korte tijd namens omwonenden en gemeenten voor de rechter gesleept. Een kwalijke ontwikkeling waar zowel omwonenden als industrie onder lijden, betogen Ira Helsloot en Friso de Zeeuw.
De rechter rukt op in conflicten tussen industriële bedrijven en een deel van de omwonenden met activistische groeperingen. De Volkskrant berichtte er begin deze maand over. Ook ondernemingen die voldeden en voldoen aan geldende milieuvergunningen kunnen tegenwoordig met juridische procedures te maken krijgen indien zij mogelijk toch gezondheidsschade veroorzaken. Het gaat dan niet meer om het klassieke bestuursrecht dat toeziet op handhaving van milieuvergunningen, maar om civielrechtelijke procedures (massa-schadeclaims) en de strafrechtelijke invalshoek (‘directeur naar de gevangenis’).
Illegaal handelen met negatieve gevolgen voor milieu en gezondheid dient uiteraard aangepakt te worden. Een bedrijf als Chemie-Pack dat de vergunningsvoorwaarden structureel niet naleefde, verdient stevig optreden door de bestuursrechter op vergunningengebied en door de strafrechter voor het management.
Over de auteurs:
Ira Helsloot is hoogleraar besturen van veiligheid aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Friso de Zeeuw is voorzitter van het Economisch Forum ‘Holland boven Amsterdam’ en emeritus-hoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft.
Milieu-activisme heeft positieve effecten gehad. Het vestigde bijvoorbeeld een halve eeuw geleden nieuwe aandacht op het milieu en regulering van de uitstoot van stoffen. Op basis van nieuwe wetenschappelijke kennis vindt soms aanscherping van regels voor bepaalde stoffen plaats. Zo kwamen de negatieve effecten van looduitstoot in kleine concentraties pas een tiental jaren geleden helder aan het licht en zijn de normen verscherpt.
De huidige ‘juridische aanpak’ van bonafide bedrijven door activisten en het Openbaar Ministerie heeft echter evidente nadelen.
Verstarring en polarisatie
Civiele schadeclaims en strafrechtelijke procedures leiden ertoe dat naast elke directeur twee advocaten komen te staan die influisteren wat de leidinggevende nog wel en vooral niet in het openbaar kan zeggen. Het veroorzaakt enorme verstarring en polarisatie in de dialoog van de industrie met de samenleving over wat nog acceptabele risico’s zijn.
Juridische procedures duren jarenlang en veroorzaken – ook als ze vrijwel kansloos zijn – meerjarige onzekerheid. Industriebedrijven moeten (en willen meestal) het komende decennium fors investeren in duurzaamheid en vermindering van overlast. Een instabiele juridische en bestuurlijke omgeving maakt eigenaren en kapitaalverschaffers huiverig voor de noodzakelijke investeringen. De hieraan verbonden maatschappelijke vraag luidt of we producten als staal – onontbeerlijk voor ons welvarende bestaan – nog in Nederland willen maken.
Risicoleer
De inzet van civiele rechter als breekijzer van activisten brengt ook een inhoudelijk probleem met zich mee. Die rechter is in het algemeen onvoldoende toegerust op toepassing van de risicoleer, waarvan de kern luidt: risico is kans maal gevolg. Als een gebeurtenis zich vaak voordoet, maar de gevolgen klein zijn, is het risico laag. En ook een groot effect met een kleine kans is volgens het Nederlands veiligheidsbeleid maatschappelijk acceptabel. Rechters lijken echter elk groot effect onacceptabel te vinden, omdat ze de kleine kans niet meewegen.
Een recent voorbeeld betreft het eind september gewezen tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank concludeert dat Chemours in de jaren 1982-1998 de omliggende gemeenten onvoldoende heeft geïnformeerd over de risico’s van de vergunde uitstoot van pfoa, een pfas-variant, en de bodemvervuiling die daar het gevolg van was.
De processtukken maken duidelijk dat deskundigen en de directie van Chemours (en voorheen DuPont) zich sinds 1980 inderdaad zorgen maakten over de effecten van pfas-achtige stoffen als pfoa omdat ze elk risico wilden voorkomen. Het risicoprofiel voor de gezondheid was bij inslikken weliswaar vergelijkbaar met tafelzout, maar de stof hoopte zich wel op in mensen. Bij toediening van grote hoeveelheden pfoa aan dieren vertoonden die ziekteverschijnselen. De experts van DuPont stelden vast dat die hoeveelheden in de praktijk nooit werden bereikt. Daarom vonden zij het logisch dat ze geen negatief effect op de gezondheid van werknemers konden vinden die al decennialang dagelijks met de stof werkten.
Het oordeel van de rechter is dus eigenlijk dat Chemours de gemeenten ten onrechte niet informeerde over de uitstoot van een stof met een minimaal gezondheidsrisico. Alleen bij bovenmatige consumptie is een nadelig gezondheidseffect denkbaar, vergelijkbaar met het verorberen van een enorme hoeveelheid tafelzout.
Verder zien wij dat in juridische milieuzaken zich een nieuw type advocaat manifesteert dat morele superioriteit uitstraalt en ‘gezondheid onvoorwaardelijk op één zet’. Advocaat Bénédicte Ficq heeft aangifte gedaan van strafbare feiten door de directie van Tata wegens ‘het bewust in de omgeving brengen van gevaarlijke stoffen’. Zij zegt: ‘De ceo van Tata moet de gevangenis in.’
Maatschappelijk debat
De oprukkende rechter lijkt ons per saldo meer nadelen dan voordelen op te leveren. De vaak al verstarde verhoudingen tussen de industrie en de omgeving worden daarom hier en daar onhoudbaar. Zowel omwonenden als industrie (een samenwerkingsverband van toegewijde mensen) lijden daaronder.
Het illustreert de noodzaak van een stevig maatschappelijk debat over verhouding tussen industriële activiteiten en gezondheidseffecten evenals de beleving daarvan. Kunnen wij de inhoudelijke dialoog herstellen, de nuance terugbrengen en het gestolde wantrouwen doorbreken? Met nog meer juridische procedures lukt dat niet.